Olie op paneel 53 x 37 cm, gesigneerd rechtsmidden en gedateerd ’08
Olie op paneel 53 x 37 cm, gesigneerd rechtsmidden en gedateerd ’08
Annotatie linksboven:
‘Arnemuiden’.
Literatuur:
Vergelijk met: Francisca van Vloten, In schoonheid verstild. De kunstenaar Jan Heyse 1882-1954, Middelburg 1996, afbeelding pag. 13.
Vele malen schilderde en tekende Jan Heyse de jonge Arnemuidse die op dit schilderij is afgebeeld. Omstreeks 1910 zou zijn toekomstige echtgenote Mies Visser, met wie hij zich in Veere vestigde, de rol van muze overnemen. Daarmee verschoof het accent van een vooral piëteitsvolle schildering naar een meer esthetische en decoratieve benadering. In beide periodes heeft Jan Toorops tekenkunst een belangrijke rol gespeeld. Deze veelzijdige en charismatische kunstenaar vond zijn inspiratiebronnen op Walcheren onder meer in spelende kinderen in Zeeuwse dracht en opgroeiende jonge mensen op de drempel van het (religieuze) leven.
Jan Heyse was ontvankelijk voor de goddelijke vonk maar gaf daar een eigen karakterisering aan, gegrepen door de stijl maar los van de religieuze betekenis en symboliek.
Dat is duidelijk te onderkennen in het onderhavige schilderij. De jonge Arnemuidse heeft een Heyse-neefje op schoot, er spreekt een Heyse eigen, lichamelijke schroomvalligheid en ogenschijnlijke vlakheid uit de weergave, maar wie verder kijkt ziet de wonderlijke geconcentreerdheid van een dieper gevoel.
De details – de stoffen en versierselen – zijn tot in de perfectie uitgewerkt, men herkent de aandachtige en geduldige werkwijze. De warmrode stoffen achtergrond heeft Jan Heyse ongetwijfeld zelf uitgezocht, het afgebeelde wapen van Arnemuiden vervolmaakt de vlakverdeling van de compositie. Zowel het wapen, de toren van de Arnemuidse NH kerk en de klederdracht van de jonge vrouw zijn plaats bepalend en waarschijnlijk ook alleen zo bedoeld. Heyses doorkijkjes getuigen evenwel vaak van symboliek; de klimop zou kunnen duiden op verbondenheid, sterker gezien op trouw en onsterfelijkheid. Zonnebloemen staan in het algemeen voor een positieve houding, maar hier aan het verdorren, zouden zij bedoeld kunnen zijn als een tegenwicht tegen de trouw en verbondenheid en kunnen duiden op een zekere afloop. Wellicht op Heyses verbondenheid met Arnemuiden die zou plaatsmaken voor een verbondenheid met Middelburg en daarvandaan met Veere.
Ook kenmerkend voor Jan Heyse is de weergave van de arm; in 1913 besprak de beruchte criticus Plasschaert een schilderij voorstellende Heyses echtgenote met een – wellicht hetzelfde – Heyse-neefje op schoot en noemde hij ‘een niet zuivere modelleering van het schouderdeel, sleutelbeen etc. van het meisje’. Interessant voor een ambachtelijk groot kunstenaar, die zijn werken vaak naar een geometrisch precieze opzet vormgaf.