Karel Appel (1921-2006) is één van de invloedrijkste Nederlandse schilders uit de tweede helft van de 20e eeuw. In 1948 is hij nauw betrokken bij de oprichting van Cobra, genoemd naar de drie steden waar de kunstenaars, dichters en schrijvers vandaan kwamen: Kopenhagen, Brussel en Amsterdam. Hoewel Cobra als beweging slechts kort heeft bestaan – in 1951 heft de groep zich met een afscheidstentoonstelling in Luik op – dreunt de invloed van Cobra op andere Europese kunstenaars nog lang na. Appel is een van de succesvolste Cobra-kunstenaars en mede dankzij zijn vitaliteit is hij het gezicht van Cobra. Zijn ongeremde kunst brengt een schok teweeg in het dan nog behoudende Nederland.
Appel bewondert primitieve kunst, outsiderkunst en kindertekeningen. Hoewel zijn expressionistische werk abstract oogt, zijn er veelal figuratieve elementen aanwezig, vaak van vrouwen, vogels of dieren. Dat is niet het geval in deze gouache uit 1960, afkomstig uit een Amerikaanse collectie. Vanaf 1957 reist Karel Appel regelmatig naar New York en blijft experimenteren. Dit leidt tot steeds abstracter wordende voorstellingen.
De titel van dit werk Compositie verwijst letterlijk naar wat het is: een compositie van kleurvlakken die lichtjes en hier en daar zijn overschilderd met witte, bijna transparante verf. De zwarte lijnen lijken lukraak te zijn aangebracht. Lijken, want ondanks Appels beruchte uitspraak ‘Ik rotzooi maar wat aan’ en ondanks zijn wilde imago, zet hij wel degelijk elke streek verf zorgvuldig op het doek. Zijn kunstwerken zijn weldoordachte composities in uitbundige kleuren en met heldere lijnen. Hij wist heel goed wat hij deed.