Edgar Fernhout (1912-1974) groeit op in een artistieke omgeving. Charley Toorop is zijn moeder, Jan Toorop zijn grootvader. Kunstenaars als Mondriaan en Rietveld zijn bevriend met zijn moeder en komen bij hen thuis. Niet verwonderlijk dus dat Fernhout op jonge leeftijd ook gaat schilderen. Aanvankelijk maakt hij realistische schilderijen, maar zijn grote talent ligt in de abstractie.
Door zijn liefde voor het landschap is hij gaan experimenteren met licht. Dit leidt tot een versobering en abstrahering van zijn schilderijen. Vanaf de jaren zestig verdwijnen de realistische elementen uit zijn werk en maakt hij puur abstracte kunst.
De laatste jaren van zijn leven is zijn werk steeds meer verstild geraakt. Zoals ook het hier getoonde Ruimte, het schilderij dat hij een jaar voor zijn onverwachte overlijden heeft gemaakt. De compositie is opgebouwd met licht roze en blauwe blokjes die – laag op laag – her en der op het doek zijn geschilderd. Inspiratie voor deze werkwijze vindt Fernhout bij de fundamentele schilderkunst van onder meer de Amerikaan Robert Ryman.
Ook het vierkante formaat, kenmerkend voor een ‘late’ Fernhout, is een verwijzing naar de fundamentele schilders. Door deze beperking kan Fernhout zich nog meer focussen op de werking van kleur. Het aantal kleuren dat hij gebruikt, beperkt hij uiteindelijk tot slechts twee. Het gaat hem vooral om het schilderproces als zodanig.
Deze late Fernhout – rechtsonder gesigneerd met initialen en gedateerd ‘73 – is twee keer tentoongesteld in een museum. In 1990 in het Stedelijk Museum in Amsterdam en in 2009 in het Museum voor Moderne Kunst in Arnhem.